Thomas Hardy (1892). 559 pagina's.
Ik heb intussen een aardige portie negentiende eeuwse Engelse literatuur achter de kiezen. Dat komt omdat de BBC er een vrijwel ononderbroken stroom van prachtverfilmingen van produceert die meteen de nieuwsgierigheid naar het boek prikkelen. Het komt ook omdat yours truly ongeneeslijk anglofiel is. Zodoende consumeerde ik alles van Jane Austen, het nodige van Trollope, en verder nog zo wat Dickens, George Eliot en Elizabeth Gaskell. Meestal hele dikke boeken die naar 21ste eeuwse begrippen bijna nergens over gaan. Geweld is schaars en seks bestaat niet, goddank - doordat de Georgian en Victoriaanse schrijvers niet door zulke sensationele obsessies verblind waren hadden ze nog oog voor de ragfijne eigenaardigheden van menselijke interactie en psychologie, en staan ze vaak verrassend veel dichter bij het alledaagse echte leven in de 21ste eeuw dan menig modern auteur. Dat mist zijn effect niet. Vanity Fair is vele malen verkillender dan American Psycho, dat alleen maar vervreemdend is.
Thomas Hardy bevindt zich met Tess of the D’Urbervilles al een beetje op het randje. Voor Victoriaanse begrippen was deze roman over buitenechtelijk moederschap, moord en misschien wel verkrachting uitermate schokkend; zij verscheen in eerste instantie zelfs gecensureerd, al kun je je als hedendaags lezer met de beste wil ter wereld niet meer voorstellen wat er in vredesnaam te censureren valt. Hoe zou je ook, terwijl bij één misse knopdruk op de late avond de ejaculerende penissen je huiskamer insteken. Onze onschuld hangt ons om de hielen als een afgezakte, danig bevlekte onderbroek.
De gemengde reacties op Tess hadden ook veel te maken met de onverhulde aanklacht die Hardy hier laat horen tegen de dubbele moraal op seksueel vlak, waarbij mannen de bloemen buiten mochten zetten zolang dat maar niet te ver buiten was, maar een vrouw die een faux-pas beging onmiddellijk een outcast werd. De kerk krijgt er ook flink van langs, met zijn zijïge voorgangers die zalvende woorden spreken over naastenliefde en vergiffenis maar ondertussen handelen als brute, bloedgierige scherprechters.
Ook bij dit boek kom ik terecht via de oogverblindende BBC-serie die morgenavond zijn onverdraaglijke einde bereikt (en waarin de rol van de onweerstaanbare en toch ook zo dubbelhartige en zelfgenoegzame Angel Clare treffend wordt gespeeld door Eddie Redmayne, wiens carrière kennelijk goed op de rails begint te raken). Maar dit keer is het niet alleen de BBC. Tess stond al langer op mijn verlanglijst omdat Vaughan Williams ooit heeft verklapt dat dit verhaal een grondslag is onder zijn onaards geheimzinnige Negende symfonie; het zangthema van het eerste deel is een portret van de gedoemde heldin zelf, en de satanische marsmuziek van het tweede deel verbeeldt de stenen regimenten van Stonehenge, decor van haar laatste nacht met de man van haar leven die, samen met zijn duistere tegenhanger, datzelfde leven verwoest heeft. Bijna kan ik me al voorstellen dat de vreemde, harpdoorkliefde slotakkoorden van de symfonie ook hetzelfde verhaal vertellen als Hardy hier vertelt: dat sommige dingen, soms, pas goedkomen met je nadat je er niet meer bent.
Update - 13 oktober (p. 263).
Dit is onweerstaanbaar leesvoer. Hardy’s weidse, smakelijke zinnen dragen je als op wiegende wolkjes door het verhaal. Nooit gedacht dat de wederwaardigheden van melkmeisjes en domineeszonen zo konden boeien. De natuurschilderingen zijn soms ronduit verbluffend; het zweet breekt je uit bij Hardy’s beschrijving van een drukkende zomernamiddag in het dal van de Froom, die ‘trog van vocht en sappigheid’, de heiige verten, de zware geuren, de vette grond, de koeien te loom om een stap te verzetten. Het is interessant hoe hij die beelden van vruchtbare natuur consequent verbindt met het vrouwelijke, zodat ik steeds aan Paglia moet denken (wat is er in vredesnaam van Paglia geworden?) – de man met zijn strakke moraal, zijn wetten en zijn orde staat lijnrecht tegenover de vrouw, voor wie de christelijke religie maar een wezensvreemde verplichting is en die Hardy in zoveel woorden beschrijft als aardwezen en heidense cultpriesteres. De verwoesting van Tess’ leven door haar twee dwingelanden van mannen komt zo te staan voor de verwoesting van het natuurlijke door het onnatuurlijke. Het is, zoals Hardy het zegt, het inpassen van iets ronds in een vierkante opening.
Inmiddels ben ik aangeland bij de scenes waar Tess tegen haar geweten in gaat bezwijken voor de onstuitbare huwelijksaanzoeken van Angel Clare, de man die overloopt van liefde voor zijn eigen fantasie over deze vrouw, maar straks niet in staat zal blijken om te gaan met de echte mens die hij getrouwd heeft. Da’s ook weer Paglia: mannen leven in de verbeelding, vrouwen in de werkelijkheid. Daarom zijn vrouwelijke kunstenaars relatief zeldzaam. Hardy neemt de tijd om zijn suspense op te bouwen; misschien is het omdat ik de ontknoping al ken dat ik hier toch meen dat de hofmakerijtaferelen best in een hoofdstukje minder tot een goed (nou ja) einde hadden kunnen worden gebracht.
Update - 16 oktober (p. 363).
Inmiddels heeft zich de scheiding tussen Tess en Angel Clare voltrokken. Wat in die pijnlijke scènes vooral treft is Hardy’s verbluffend verfijnde psychologie. De ineenstorting van de grote liefde verloopt vanuit beide karakters met een beklemmende logica, onontkoombaar en volstrekt geloofwaardig. Beide personages liggen bloot tot op het bot, wat de ervaring voor de lezer alleen maar schrijnender maakt, want die ziet in zijn alwetendheid de vele kleine leugentjes, de momenten van zwijgen waar beter gesproken had kunnen worden, en andersom; - die ziet hoe het koppel herhaaldelijk rakelings afschampt tegen een herstel.
Dit soort minutieuze portretkunst wordt gecomplementeerd met treffende observaties van algemenere strekking die Hardy als bittere lekkernijen door de tekst strooit. Neem bijvoorbeeld Tess’ mijmering over hoe je sterfdag ieder jaar weer langskomt, onopgemerkt, sluw verborgen tussen al die andere dagen, tot in het jaar waar het ineens de laatste dag van je leven is – het is een sombere overpeinzing die een merkwaardig obsederend karakter heeft. Of dan deze vrije associatie:
They had rambled round by a road which led to the well-known ruins of the Cistercian Abbey behind the mill, the latter having, in centuries past, been attached to the monastic establishment. The mill still worked on, food being a perennial necessity; the abbey had perished, creeds being transient. One continually sees the ministration of the temporary outlasting the ministration of the eternal.Tegen zulke vondsten en fijnzinnigheden steken andere momenten in hun bonkigheid dan weer haast klungelig af. Zoals de bruiloftsscene zelf, die bijna door zijn hoeven zakt onder het gewicht van alle omstandig geduide slechte voortekenen.
Update - 18 oktober (p. 451).
Dat zei ik eerder, nietwaar: "...dat sommige dingen, soms, pas goedkomen met je nadat je er niet meer bent"? Het was daarom nogal treffend nu van Hardy's hand dit te lezen: "Bygones would never be complete bygones until she was a bygone herself."
Uit - 22 oktober.
Daar valt niet veel aan toe te voegen. Tess is eenvoudigweg een monumentale klassieker, maar dan een leesbare, en eentje die je na de laatste zin met vochtige oogjes achterlaat. Als een volleerd thriller-auteur voert Hardy naar het fatale slot toe het tempo op, en zo gaat het ook als het noodlot zijn beslag krijgt: tijden lang werken stille krachten allemaal geduldig in de richting van één ontknoping, maar wanneer die bereikt wordt gaat het in een flits. Het smaakt naar meer, dus ik zet Jude the obscure en Far from the madding crowd vast op mijn verlanglijstje.