zondag 21 december 2008

De keizer en de astroloog

Kees 't Hart. Querido, 2008. 310 pagina's.

Ik was al met al best een rare puber. Zo eentje die niet op Tienertoer ging naar het strand of naar Ponypark Slagharen, maar naar, pakweg, Huis Doorn. Huis Doorn is een standaard, zuinig Hollands landhuis dat zich door toevoeging van een torentje als kasteel heeft proberen te verkleden. Bescheiden maar niet oncharmant ligt het verstopt in de bossen bij Utrecht, met als enige claim to fame dat het decennia lang het laatste thuis was van Duitslands laatste keizer, Wilhelm II. Die stouwde de spaarzaam bemeten kamers vol met Berlijnse paleisparafernalia en hield er tot aan zijn dood in 1941 de schijn van een hofhouding levend. (Daarna werd hij op het landgoed begraven; zijn lichaam mag pas terug naar Duitsland als dat weer een monarchie is...). Het was een beetje Koning Bolo in het land van Minisolo, maar alles beter dan de capitulatie vol in de ogen te zien. Zijn vrije tijd, en dat was dus al zijn tijd, verdreef de keizer am liebsten met het kaalslaan van de uitgestrekte bossen op zijn domein – houthakken was zijn lust en zijn leven. Ik haat mensen die bomen omhakken.

Over deze eigenaardige man en zijn eigenaardige levenswijze gaat dit boek van Karel ’t Hart. Het is gebouwd rondom het fictieve gegeven dat de jonge arts Simon Vestdijk via zijn psychiatrieprofessor wordt uitgenodigd om aan het bannelingenhof in Doorn te verschijnen. Vestdijk (die overigens in het boek nooit als zodanig wordt geïdentificeerd maar steeds alleen met voornaam wordt aangeduid) dankt deze eer aan zijn kennis van de astrologie, een wetenschap die ook de keizer fascineert. Met gedistantieerde verwondering observeert de jongeman het wereldvreemde cultuurtje in en rond het Doornse kasteel, alleen maar om er onvermijdelijk in meegezogen te worden. Steeds zoekt hij naar de pathologie van de keizer, die immers naar zeggen van zijn hoogleraar aan wanen lijdt, maar hij vindt er geen en raakt daarentegen steeds meer van Wilhelm onder de indruk. De lezer houdt intussen het gevoel van iets broeiends onder de oppervlakte en vraagt zich af waar het allemaal heen gaat.

Intussen worstelt Simon ook nog met zijn eigen aberraties: zijn ‘godjeswanen’, momenten van quasi-psychotisch, alles overstelpend inzicht en besef; zijn neiging er net de dingen uit te flappen die niet echt gepast zijn; en natuurlijk zijn overspannen libido, want dit blijft een door en door Nederlandse roman. ’t Hart pent het allemaal neer in een nuchtere stijl die wars is van versierseltjes, en die prettig leest maar gaandeweg ook wel wat saai wordt. Het trage verteltempo helpt niet mee; - het hele boek beslaat, althans tot waar ik gevorderd ben (ongeveer tweederde) niet meer dan een paar dagen en er is veel herhaling en veel, misschien te veel detail. Maar de intrigerende thematiek en die knap gecultiveerde onderhuidse spanning houden me gaande.

Uit - 23 december.

Zoals verwacht komt de onderhuidse spanning naar het einde toe almaar meer aan de oppervlakte. Simon gaat langzaam beseffen hoe zijn amoureuze escapade met het dienstmeisjes Marielotte verweven is met al het andere dat aan het hof gebeurt, hoe in dit speelgoedkoninkrijkje niettemin krachten aan het werk zijn waaraan ook hij zich niet onttrekken kan. Zorgvuldig pakt ’t Hart de lijntjes samen die hij eerder geduldig en quasi nonchalant had neergelegd in dit fijn getekende miniatuur, waarin uiteindelijk geen detail toevallig is. Misschien een beetje te zorgvuldig; tenslotte valt alles zo mooi op zijn plaats dat het bijna schools aandoet, te bedacht, te weinig ‘naar het leven’. De enige uitzondering is het grote inzicht waar Simon door dit alles toe komt wat betreft zijn eigen toekomst; dat komt zozeer non sequitur uit de lucht vallen dat het eerder stoort dan dat het de geschiedenis verfrist met een welkom scheutje spontaniteit.

Een interessant boek, dat zeker, en blijkens het nawoord grondig gedocumenteerd; maar het gaat wat langer door dan het kan hebben en ik moet bekennen dat hoewel ik het niet zonder plezier en incidentele bewondering gelezen heb, ik aan het eind toch blij was dat het ‘eindelijk’ uit was.