zondag 20 december 2009

Invisible

Paul Auster. Faber and Faber, 2009. 308 pagina's.

Paul Auster schrijft graag over seks. Veel wijzer ben ik van Invisible niet geworden, maar dat is in elk geval duidelijk. Zo word je een ‘International Bestselling Author’. Hij vindt het heerlijk alinea’s te vullen met alle koosnaampjes die een meisje voor het geslachtsdeel van haar vriendje verzint, en alinea’s meer met de schuttingtaal die ze uitslaat wanneer de liefde wordt bedreven. Hij deinst er niet voor terug zijn hoofdpersoon pathetische frases in de mond te leggen van het soort dat zijn ‘opvoeding tot menselijk wezen’ begon toen hij voor het eerst zijn hand op een vrouwelijk geslachtsdeel legde. Die gelegenheid heeft hij overigens voor het grijpen, want de vrouwen in Austers roman zijn het soort vrouwen dat voor zover ik weet voornamelijk in mannendromen bestaat: onverzadigbare sekspoezen waarvan er eentje met zoveel woorden zegt dat ze niet zou weten wat haar leven voor zin zou hebben als ze zich niet continu aan vleselijke lusten te buiten kon gaan. De schrijver wordt soms zodanig in zijn opwinding meegesleept dat hij de draad van het verhaal erdoor kwijt raakt en zijn heldin uitkleedt terwijl ze een bladzijde eerder al naakt was.

Toch wil Invisible meer zijn dan een adolescente masturbatiefantasie. Veel meer zelfs. Auster poogt een pretentieus spel te spelen met gelaagde werkelijkheden waarin niets is wat het lijkt, en niemand is wie hij of zij lijkt. Wat onzichtbaar wordt in het verhaal is wat het verhaal eigenlijk is.

Het begint allemaal tamelijk rechtuit, in 1967. De aantrekkelijke student en schrijver-in-spé (allemaal mooie mensen in dit boek, dan is de seks leuker) Adam Walker (let op de welgekozen halfmythologische naam) ontmoet universitair docent Rudolf Born en diens liefje Margot. Born is half genie en half bruut, Margot is een en al geheimzinnige élégance maar dus eigenlijk gewoon een sekspoes. Op haar verzoek papt Born met Walker aan. Het idee ontstaat dat de mannen samen een blad zullen beginnen, met Walker als redacteur en Born als geldschieter. Zodra laatstgenoemde even naar het buitenland wipt voor onduidelijk zaken wipt Walker natuurlijk met Margot tussen de lakens. Born is daar snel achter maar veel kan het hem niet schelen. Dan echter blijkt een avondwandeling langs Riverside Drive, Manhattan, wel fataal voor de goede verstandhouding. De wandelaars worden bedreigd door een negerjongen met een pistool. Born doet alsof hij zijn portemonnee pakt, maar trekt een mes uit zijn binnenzak en steekt de jongen pardoes in de buik. Walker rent, zeer tegen Borns zin, weg om een ambulance te bellen. Als hij terugkomt zijn Born en zijn slachtoffer verdwenen. Later verneemt Walker dat de negerjongen is aangetroffen in een naburig park, dood, met twaalf messteken in zijn lijf. Walker stelt met afgrijzen vast dat Born een gewetenloze moordenaar is en besluit hem nooit te vergeven.

So far so good. Maar nu ontdekt de lezer dat wat hij gelezen heeft het eerste deel is van de memoires die Walker, stervend aan leukemie, in 2007 aan het schrijven is en aan zijn oude studiegenoot Jim Freeman heeft gestuurd, welke laatste de feitelijke ik-figuur is van Invisible. Walker nodigt Freeman uit hem in Californië te komen opzoeken, om te zien wat de mogelijkheden zijn om zijn boek te publiceren. Hij stuurt hem alvast het tweede deel daarvan, dat Freeman wel met afschuw zal vervullen zo waarschuwt hij. Vol verwachting klopt ons hart wanneer erin duiken. We treffen een uitvoerige, no holds barred beschrijving aan van de gepassioneerde incestueuze relatie die Walker onderhield met zijn zus. Ohlala, we zijn geschokt.

Wanneer Freeman bij Walkers huis arriveert is die laatste inmiddels overleden. Maar een derde stuk tekst ligt te wachten. Daarin vertelt Walker hoe hij een ingewikkelde wraakactie tegen Born onderneemt door met zijn aanstaande echtgenote en haar dochter aan te pappen en te pogen die beide tegen de snoodaard op te zetten. Een en ander speelt zich af in Parijs en loopt natuurlijk helemaal mis, want Borns aanstaande en haar dochter geloven geen woord van wat Walker zegt, en Born zelf ontkent natuurlijk alles. Bovendien, zoveel is wel duidelijk, is Born een soort geheim agent met goede connecties in hoge kringen. Walker wordt erin geluisd door de plaatsing van een paar kilo hasj in zijn studentenkamer, en hij wordt voor het leven Frankrijk uitgeschopt.

In het laatste gedeelte onderneemt Freeman pogingen de eindjes aan elkaar te knopen. Hij legt contact met Walkers zus, en stuurt haar de teksten. Hij legt contact met de dochter van Borns aanstaande, die hem enkele relevante dagboekfragmenten toezendt. Resultaat is dat iedereen alles ontkent en niemand meer weet hoe het zit. Born ontkent de moord. De zus ontkent de incest. De bijna-stiefdochter plaatst de suggestie dat Born de auto van haar vader onklaar heeft gemaakt waardoor hij verongelukte, in een coma raakte en stierf. Walker kan de boel niet meer ophelderen. En de lezer heeft een soort vergezochte detective gelezen die geen ontknoping kent. Hoe literair.

Maar de vraag wat werkelijkheid is en wat fictie verliest veel van zijn prikkel in een roman waar alles zo overduidelijk fictie is. De mededeling dat de fictieve namen van fictieve personen niet hun ‘echte’ fictieve namen zijn maar een substituut voor andere fictieve namen is uiteindelijk tamelijk irrelevant. Bovendien veronderstelt de vraag wat de fictieve waarheid is en wat de fictieve fictie dat je voldoende interesse hebt in de hoofdpersonen om dat te willen weten, en vooral dat de fictie overtuigend genoeg is om ook even de waarheid van de lezer te worden. Maar de protagonisten van Invisible zijn stuk voor stuk zulke vervelende types dat het mij in elk geval allemaal geen moer kon schelen, en het verhaal hangt van zulk een reeks onwaarschijnlijkheden aan elkaar dat het moeilijk is er ook maar iets van te geloven. Auster doet net of Parijs een Bretons gehucht is waar je vanzelf op elke straathoek een bekende tegen het lijf loopt. Adam Walker blijkt gemakshalve ook deskundig op het terrein van neurologische spraakaandoeningen, waardoor hij bij Borns aanstaande in een goed blaadje komt – hij had er studie van gemaakt ‘omdat hij als schrijver geïnteresseerd was in woorden’, alsof je een goed dichter wordt door te lezen over afasie…

Er is zoveel meer dat irriteert aan Invisible. De gewild literaire maniertjes bijvoorbeeld: het weglaten van enige typografische aanduiding voor de directe rede; de wisselende vertelperspectieven van Walkers autobiografie, eerst in de eerste, dan de tweede, dan de derde persoon; de overladen collage van verteltechnieken, brief, dagboek, dialoog, roman-in-een-roman. Het voegt allemaal niets toe anders dan een oppervlakkige quasi-interessantheid. En het ergst van al, Invisible is weer zo’n boek waar schrijvers over het schrijverschap schrijven – het steevaste teken van komkommertijd in de letteren.