donderdag 16 juli 2009

Arthur & George

Julian Barnes. Vintage Books, 2006. 505 pagina's.

Een handzaam boekje had ik nodig, voor mee op vakantie. Dat ik dit exemplaar uit de kast pakte in de boekhandel kwam omdat het naast het juiste formaat ook nog een erg leuk vormgegeven ruggetje had. Kaftje ook, ontdekte ik al snel. En vervolgens bleek dat wat er tussen dat alles in zat precies in mijn straatje paste, en niet minder bij mijn reisbestemming. Edwardian true crime op het Engelse platteland, met biografische trekken en een sausje van paranormaal bijgeloof, dat moest wel haast even scrumptious zijn als baked beans and black pudding. En dat was het ook.

True crime zeg ik, maar eigenlijk gaat dit boek over een true non crime, over een dramatische dwaling van het recht aangejaagd door rassenhaat, arrogantie en incompetent politiewerk. George is George Edalji (spreek uit, AYdalji), zoon van een Indiase vader en een Schotse moeder. Vader moge van huis uit Parsee zijn, hij is als Anglicaanse dominee uit Bombay gekomen en zijn benoeming in de parochie van Great Wyrley, niet ver van Birmingham, is niet helemaal zonder slag of stoot verlopen. Maar zijn geobsedeerde Engelsheid en toegewijde plichtstrouw laten de gemoederen ogenschijnlijk bedaren. Tot de vredige pastorie in 1893 ineens het mikpunt wordt van een golf van practical ‘jokes’ en een vloedgolf van dreigbrieven.

We hebben George dan al zien opgroeien tot een toegewijde, zij het wat dwangmatige jongeman, tikje autistisch wellicht, die er alles aan doet Engelser te zijn dan de Engelsen. Hij is rechten gaan studeren en heeft inmiddels een baan als klerk in Birmingham. Klokvast treint hij elke ochtend tezelfdertijd naar die grote stad, om ’s avonds even klokvast weer terug te keren. Veel sociale contacten heeft hij niet, maar hij ontleent een diepe vreugde aan de werking van het recht, een systeem waar hij diep vertrouwen in stelt en dat de wereld van een wonderschone orde voorziet. Hij vermaakt zijn broertje en zusje met juridische casuïstiek, vooral op het gebied van treinreizen – een vermaak dat tenslotte uitmondt in een boek, een juridisch handvest dat de gewone man in de trein bewust wil maken van zijn rechten.

Helaas echter blijkt het schone recht in de werkelijkheid van Great Wyrley niet helemaal zo vlekkeloos te werken als George verwacht. Wanneer vreemde, dreigende brieven op de mat beginnen te vallen, en in kranten advertenties verschijnen waarin de volledige inboedel van de pastorie te koop wordt aangeboden, wordt de politie gewaarschuwd. Hoofdofficier is de arrogante edelman Anson, broer van de graaf van Lichfield. Anson moet niets hebben van de exotische familie Edalji, en heeft op basis van niets dan de vaagste circumstantial evidence zijn oordeel snel klaar: de dader is de zoon des huizes zelf, die vreemd rechtlijnige en arrogante George. Anson laat een niet mis te verstane hint van zijn theorie bij de Edalji’s vallen, en dat is dat, case closed.

Het verslag van deze gebeurtenissen wordt telkens afgewisseld met beelden uit het leven van een heel andere man, een man die geen enkele connectie met de Edalji’s heeft. Die man is Arthur. Niet zomaar een Arthur, zo ontdekken we al snel, maar een hele beroemde. My lips are sealed. We lezen hoe Arthur opgroeit, we lezen over enkele cruciale belevenissen in zijn bestaan. We zien hem verliefd worden en trouwen, beroemd worden, en een merkwaardige interesse in spiritisme en andere paranormale aangelegenheden ontwikkelen; we zien hoe hij onder de voet gelopen wordt door een van zijn eigen artistieke creaties; we zien hoe zijn huwelijk verbleekt gedurende de langdurige ziekte van zijn eega, en hoe hij probeert een gentleman te blijven terwijl hij avances maakt naar een nieuwe grote liefde.

Intussen, jaren later, wordt Great Wyrley opgeschrikt door een reeks gruwelijke dierenmishandelingen: paarden en pony’s worden in hun wei gevonden met nagenoeg opengesneden buiken en verminkte genitaliën. Als ook de geliefde pony van de mijn aan deze gruwelen ten prooi valt wordt alles op alles gezet om de dader te vinden. Via een reeks bochtige redeneringen en creatieve Hineininterpretation op basis van vage aanwijzingen weet hoofdofficier Anson het al snel zeker: de jonge Edalji moet het gedaan hebben.

Als lezer zit je paf, maar Barnes speelt het spel van waarheid en suggestie zo slim dat je op zeker moment zelf ook gaat twijfelen of George misschien niet toch… De verdachte zelf gaat naar de rechtbank gewapend met een nog steeds onwankelbaar vertrouwen in de wet, alleen maar om tot zijn stomme verbazing als schuldig veroordeeld te worden.

In een heel andere wereld is inmiddels Arthurs vrouw overleden, en midden in de getroebleerde tijden waarin hij verzeilt raakt wordt hij geattendeerd op de casus Edalji. Met hart en ziel stort hij zich erop, het is precies de afleiding die hij gebruiken kan. Vanaf het begin overtuigd van George’s onschuld schakelt hij alle connecties die hij heeft in om het geblunder van politie en rechtbank aan de kaak te stellen. Maar al snel komt hij erachter dat feit en fictie niet altijd zo gemakkelijk te scheiden zijn als we zouden willen. Ironischerwijs construeert hij een dadertheorie die prachtig sluitend is, maar die net als de zaak tegen Edalji enkel drijft op indirect bewijs en speculatie. Of de dader die hij ermee aanwijst meer dan Edalji te maken heeft met de paardenmoorden zal ik niet verklappen.

Dit is een prachtig boek. Het is heel mooi geschreven, de karakters zijn bijna liefdevol aan het papier toevertrouwd. Als lezer begrijp je het handelen van elk van hen, ook als dat handelen niet erg verstandig of veel te rigide is, je ziet ze als het ware verdwalen in doolhoven die ze voor zichzelf aanleggen. Terwijl je onstuitbaar door de pagina’s heenvliegt op zoek naar een oplossing van het mysterie ga je steeds meer merken dat waar en niet-waar niet altijd heel gescheiden zijn. En als aan het eind veel dingen toch op hun pootjes terecht komen is het op een heel andere manier dan verwacht, en zijn de levens van Arthur en George verweven geraakt op een wijze die geen van beiden voordien had kunnen bevroeden.